Bob Fosko deed het. Jeroen van Merwijk deed het. En nu Bibian Mentel. Stralend, en in dankbaarheid, gingen zij ten onder. Alle drie aan de gevolgen van kanker.
Bibian Mentel is een verhaal apart. In zo’n twintig jaar tijd kreeg ze ongeveer even vaak een uitzaaiing van haar bottumor. Nog geen vijf jaar geleden werd ze al eens opgegeven, omdat een uitzaaiing in haar longen zó dichtbij haar hart zat, dat een operatie of een bestraling niet kon. Totdat er plots een gerichte bestraling beschikbaar kwam in de VU, en ze alsnog voor de poorten van de dood kon worden weggesleept. Ze vertelde er in 2016 bijna luchtigjes over in een uitzending van De Kist.
Nu lijkt het doek voor haar toch te vallen. En hoewel ze nog piepjong is en alle reden heeft om in het openbaar te klagen over de oneerlijkheid van kanker en de gevoelens van onrechtvaardigheid die haar vroege dood oproepen, doet ze dat niet. Integendeel: ze geniet van iedere dag. Ze stelt zichzelf nog steeds doelen, net zoals ze dat altijd in haar sport heeft gedaan. En ze uit haar dankbaarheid over het leven dat ze heeft kunnen leiden. Met haar zoontje, haar man, haar gezin, haar familie. En met die grote passie: het snowboarden. Ik ben ervan overtuigd dat dit geen mediaspel is, dat ze het echt meent. Het past bij haar houding van de afgelopen twintig jaar, waarover ze onder meer ook sprak in het boek Buigen als bamboe dat ik met collega Anja Krabben schreef.
De recent overleden Jeroen van Merwijk was ook al zo’n expert in het tonen van dankbaarheid in de maanden voorafgaand aan zijn overlijden. Door de bekendmaking over zijn gezondheidssituatie, werd hij plots overladen door complimenten, bossen bloemen en ontroerende kaartjes van vrienden, familieleden, collega’s en zelfs van onbekenden, schreef hij in zijn boek Kanker voor beginners. Ongeneeslijk ziek zijn en daar zoveel mooie reacties op krijgen, ‘het is eigenlijk net één groot, lang verjaardagsfeest, maar dan leuk.’ De recente uitzending van Cornald Maas’ programma Volle zalen bevat de legendarische quote: ‘Ik wil de tijd nemen om rustig dood te gaan, en er echt voor te gaan zitten als het ware.’ Overduidelijk was hij ook over zijn kwaliteit van leven: die was toegenomen sinds hij wist dat hij op korte termijn dood zou gaan, want hij was gaan doen wat hij het liefste wilde doen: met zijn vrouw in zijn huis in Frankrijk zijn en schilderen.
Bob Fosko, de zanger van de Raggende Manne die begin vorig jaar overleed, stond net op het punt een tournee met zijn band te gaan maken toen bleek dat hij ongeneeslijk ziek was. De tournee werd noodgedwongen een afscheidstournee. Zijn conditie ging zo hard achteruit dat hij een optreden niet kon volhouden. Tal van gastzangers vervulden zijn rol. Hij stond erbij (op het podium) en keek ernaar. Hij genoot.
In een uitzending van De Kist sprak hij over zijn omgang met zijn situatie: “Ik voel nooit strijd. Ik ben nooit kwaad geweest. Ik heb nooit echt wanhopig gehuild of verlangd ‘Was het maar anders geweest’. Ik ben wel gevoeliger geworden. Ik word nu eerder geraakt door schoonheid. Mensen lijken wat verbaasd over dat ik daar kennelijk zo nuchter mee omga, maar zo is het wel. Ik ervaar het allemaal niet als ‘kut’. Misschien ben ik teveel ondergedompeld in liefde. Ik heb een grote buffer van geluk om me heen hangen, die maakt dat ik niet negatief ben. Die positieve houding van mij geeft mijn omgeving weer troost. Mijn vrouw en ik doen leuke tripjes, de kleinkinderen komen over de vloer, het is allemaal redelijk ontspannen.”
Drie BN’ers op een rij die zo positief – dankbaar, en bijna blijmoedig – in het leven staan, zo kort voor de dood. Wat zegt dat? Wat betekent dat? Het is speculatie natuurlijk, maar je kunt er op verschillende manieren naar kijken. Optie 1 is dat het helemaal niets betekent, dat het toevallige incidenten zijn, net zoals we ook een paar jaar geleden een paar opvallende, relatief positief ingestelde sterfgevallen hadden (René Gude, Albert de Lange, Thé Lau, Laura Maaskant).
Optie 2 is dat dit het begin is van wat de nieuwe norm gaat worden: zij die doodgaan, zullen daar positief naar uitkijken. Wie wel klaagt en sombert, verwordt dan tot een nóg grotere outcast.
Optie 3 lijkt me de belangrijkste winst tot nu toe: dat het de ogen opent van mensen – óók de mensen die ongeneeslijk ziek zijn – die altijd dachten dat je alleen in grote somberheid kunt sterven. Nee, je kunt dus ook in grote dankbaarheid over het geleefde leven vaarwel zeggen, óók als je relatief jong bent, óók als je ‘eigenlijk’ nog een heel leven voor je dacht te hebben. In dit licht kunnen Fosko, Van Merwijk en Mentel uitgroeien tot krachtbronnen. Hun houding kan iets zijn om naar te streven. Dat heeft natuurlijk ook altijd een risico in zich, want die houding is niet aan iedereen besteed. Maar toch, het is misschien een houding die dan nog ten dele, náást de logische, sombere lijn, kan bestaan. En ook dat zou winst zijn.
Wat vaststaat is dat de houding van de drie BN’ers vooral bewondering in de maatschappij oproept. Misschien omdat het zo verfrissend is, vergeleken met de als normaal ervaren somberheid die met een aanstaand overlijden gepaard gaat? Misschien omdat het makkelijker is hier een ‘like’ aan te geven? Misschien omdat het ons oplucht, in een wereld die bijna dwangmatig aan elkaar moet hangen van leukigheid?
Laten we vooral hopen dat het niet alleen bij bewondering blijft en dat mensen er echt iets van leren.
Lang leve de dankbaarheid! Je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen.
— einde blog Stralend en in dankbaarheid ten onder —
N.B. – Donatiemogelijkheid
Als journalist schrijf ik over palliatieve zorg, hospicezorg en uitvaartzorg voor diverse opdrachtgevers. Maar soms zijn er ook verhalen die het verdienen geschreven te worden zonder dat daar een opdrachtgever voor te vinden is. Die publiceer ik gratis op deze website of op de website palliatievezorg.nl. Mocht je dat waarderen, of mocht je onafhankelijke journalistiek in de palliatieve zorg sowieso waarderen, overweeg dan een donatie. Je kunt zelf een bedrag invullen. Alvast dank.