Tien redenen waarom Palliantie niet deugt

Via het programma Palliantie besteedt de overheid 51 miljoen aan de verbetering van palliatieve zorg. Het programma startte in 2015 en loopt tot 2020. De Commissie Palliantie van ZonMw verdeelt die gelden. Wat deugt er niet aan het programma en de procedure? Een selectie in tien punten:

1. Commissieleden van Palliantie die over subsidieaanvragen oordelen zijn in naam soms dezelfde persoon als de hoofdaanvragers van die subsidie. Of ze kennen een sterke verbondenheid met de hoofdaanvragers (ze zijn collega’s bij voorbeeld). Dat geldt voor zes van de twaalf commissieleden. Volgens de wet (Algemene wet bestuursrecht) mag dit niet.

2. De Code Belangenverstrengeling van ZonMw, die het bij punt 1. genoemde juist moet voorkomen, wordt met voeten getreden. Niemand grijpt in. De directeur van ZonMw niet, de voorzitter van de commissie niet, de vice-voorzitter van de commissie niet, de commissieleden zelf niet, et cetera. Ook landelijke palliatieve organisaties als IKNL, Fibula, Palliactief of Agora zeggen er niets van.

3. Om de schijn van belangenverstrengeling weg te nemen, is het beleid van ZonMw dat commissieleden die tevens aanvrager van subsidie zijn níet aan de vergaderrondes mogen deelnemen waarin die aanvragen besproken worden. Echter: van de vergaderingen worden geen notulen bijgehouden en de ‘aanwezigheidslijstjes’, die er wél zouden zijn, zijn (vooralsnog, ondanks verzoeken daartoe) niet toonbaar.

4. Het aanvragen van subsidie is enorm ingewikkeld en tijdrovend. Er bestaat zelfs een dikke Handleiding Projectnet om een aanvraag (online) succesvol af te ronden. Alleen hele grote instellingen kunnen zich veroorloven zoveel geld en energie in een aanvraag te stoppen, te meer iedere aanvraag ook nog maar slechts 10-20% kans heeft gehonoreerd te worden.

5. Het doen van een aanvraag kost veel geld en dus veel tijd. Aanvragers schatten dat het doen van één aanvraag (aan vergadertijd, locatiehuur, personeelskosten e.d.) al snel zo’n 15.000 – 35.000 euro kost. Door het ingewikkelde, tijdrovende aanvraagtraject, zijn vooral academische ziekenhuizen hoofdaanvrager van subsidies. Zij hebben in het verleden nimmer laten zien goed te zijn in palliatieve zorg.

6. Door de bestaande belangenverstrengeling is het doen van een aanvraag zónder de betrokkenheid van een academisch ziekenhuis nagenoeg kansloos. Commissieleden vertegenwoordigen vooral die academische wereld. Wie niet tot dat ‘intieme palliatieve wereldje’ behoort, heeft weinig kans op succes.

7. Partijen die absoluut een zinvolle bijdrage aan de verbetering van palliatieve zorg zouden kunnen leveren, zoals hospices, verpleeghuizen, Hogescholen of ondernemers, zijn door de belangenverstrengeling en de procedure minimaal vertegenwoordigd in de aanvragen. Partijen die de voorbije jaren en/of decennia hebben bewezen goede palliatieve zorg te verlenen, zijn dus nauwelijks betrokken bij het bereiken van de beoogde verbeteringen.

8. In de begroting van de subsidieaanvraag moet de helft van het budget besteed worden aan ‘implementatie’. Dit is in de Tweede Kamer afgedwongen door een motie van Kees van der Staaij, om te voorkomen dat het Palliantie-geld alleen maar naar onderzoek zou gaan. Wat er wel en niet onder ‘implementatiekosten’ mag vallen, is echter nooit gedefinieerd. Daardoor is een controle op die 50/50-verdeling onmogelijk.

9. In de subsidieaanvragen staat vermeld wat de verwachtingen van het te financieren werk zullen zijn en tot welke beoogde verbeteringen het project zal leiden. Of dit ook daadwerkelijk gebeurt, controleert ZonMw nauwelijks.

10. Mocht er toch een controle worden uitgevoerd, en daaruit blijkt dat het beoogde resultaat van een project niet gehaald is of ronduit is tegenvallen, dan bestaat er geen sanctiemogelijkheid. Met andere woorden: het geld dat de hoofdaanvrager heeft gekregen (let wel: dat is gewoon belastinggeld van jou en mij), hoeft nimmer te worden terugbetaald. Vandaar dat Palliantie vooral als academisch werkverschaffingsproject zal slagen.

P.S.
Meer lezen over Palliantie? Zie hier een blog over de belangenverstrengeling, hier een blog over de invulling van de subsidiethema’s van 2017, een blog over de rare voorrangspositie van academische ziekenhuizen of deze blog over de vreemde visieloze ongerichtheid van de verdeling van de gelden.

Een begraafplaats is ook een plek van liefde

Het is mij nooit ontgaan dat begraafplaatsen de locaties bij uitstek zijn in onze samenleving waar wij onze doden begraven en herdenken. Vanwege dat begraven en herdenken komen nabestaanden van die doden daar weleens op bezoek. Maar daarmee is alle levendigheid op een begraafplaats – als je de flora en fauna even links laat liggen – wel zo ongeveer samengevat.

En dat vind ik jammer.

Begraafplaatsen hebben een wezenlijke functie in het land. Onze (voor)ouders liggen er, waardoor ze een sterke familiaire waarde hebben. Begraafplaatsen zijn onderdeel van ons culturele erfgoed. En ze zijn voor velen het ultieme symbool van de eindigheid van het leven, en daarmee een spiegelend symbool voor bezinning.

Het zal niemand in de uitvaartbranche ontgaan zijn, dat de begraafplaatsen in Nederland in zwaar weer verkeren. Sinds 2003 kiezen meer Nederlanders voor cremeren dan voor begraven. Inmiddels is dat percentage al gestegen tot boven de zestig procent. Een deel van de asbussen komt weliswaar nog op een begraafplaats terecht, maar in grote lijnen kun je stellen dat begraafplaatsen sinds begin deze eeuw een steeds grotere verliespost zijn gaan worden voor de eigenaren en beheerders: gemeenten en particuliere bezitters (veelal aan een kerk gelieerde stichtingen).

Hoe valt dit tij te keren? Hoe kan de begraafplaats ‘populairder’ worden? Hoe kan het percentage ‘begraven’ weer stijgen? Het zijn vragen waarover men zich in kringen van begraafplaatsbeheerders behoorlijk diepgaand buigt.

Ik kan niet in de toekomst kijken, dus ik kan geen garanties geven, maar wat volgens mij wel kan helpen is een toename van de levendigheid op de begraafplaatsen. Ik zou willen dat begraafplaatsbeheerders de samenleving wat meer naar zich toe halen. Een enkele begraafplaats (in Den Haag en Utrecht bijvoorbeeld) is daar al heel goed in; zij transformeren zichzelf al van een passieve begraafplaats naar een actieve begraafplaats.

Naast de al wat clichématige Lichtjesavond (al dan niet rond Allerzielen), kunnen begraafplaatsen ook concerten, lezingen, rondleidingen, speurtochten, exposities, picknicks, ondernemersontbijten of filmavonden organiseren. Het liefst in samenwerking met lokale organisaties, variërend van natuurverenigingen en lagere/middelbare scholen tot yogadocenten of muziekscholen.

Ook zou ik graag willen zien dat begraafplaatsen accentueren dat zij ‘plekken van liefde’ zijn. Nergens in de samenleving wordt zo expliciet stilgestaan bij de liefdevolle betekenis die mensen voor elkaar hebben (gehad). Lees maar eens wat teksten op een grafsteen. Waarom doen begraafplaatsen niets met Vader- of Moederdag? Of met de Nationale Broer- en Zus-dag? Dat zijn bij uitstek de dagen waarop mensen stilstaan bij de liefde voor hun vader, moeder, broer of zus.

Tegelijkertijd zijn begraafplaatsen ook bij de meest enge plekken van een dorp of stad. Ook dat gegeven zou ik exploiteren, als ik begraafplaatsbeheerder zou zijn. Rondom Halloween bijvoorbeeld. Of door thema-avonden in de aula van de begraafplaats te houden over de angst voor de dood, en hoe daarmee om te gaan.

Er bestaat bij begraafplaatsbeheerders veel schroom om op deze wijze extra levendigheid te creëren. Misschien moeten zij zichzelf eens in de spiegel bekijken, en zich afvragen of zij nog wel de juiste persoon zijn om in deze tijd een begraafplaats te beheren.