Tien jaar sterfstijlen, tien jaar schadelijke simplificatie: wat nu?

De onderbouwing van de ‘sterfstijlen’ van Stichting STEM deugt op geen enkele manier. Het gebruik ervan kan zelfs schadelijk zijn voor de palliatieve zorgpraktijk. Waarom zijn ze desondanks zo populair?

Al zo’n jaar of tien biedt de Stichting STerven op de Eigen Manier trainingen voor zorgprofessionals en vrijwilligers in de palliatieve zorg aan over ‘praten over de dood’. De trainingen bestaan in allerlei varianten, waaronder een bewustwordingsbijeenkomst van één dagdeel van drie uur (voor 650 euro), een verdiepingsbijeenkomst (2 dagdelen: voor 1300 euro) of de inspiratiecyclus (6 dagdelen: voor 6.600 euro).
De trainingen zijn alle gebaseerd op een onderzoek dat de Stichting STEM in 2008 heeft laten uitvoeren door marketingbureau Motivaction. Een brochure met het trainingsaanbod verwoordt dat alsvolgt: “Stichting STEM heeft onderzoek laten doen door Motivaction naar de manier waarop mensen omgaan met de einde levensfase. Daaruit blijkt dat dat per individu heel verschillend kan zijn. Uit analyse blijkt dat er vijf hoofdtypen zijn te onderscheiden in de reactie- en communicatiepatronen van mensen, in hoe zij omgaan met de dood: proactieve, onbevangene, socialen, vertrouwende en rationele. Deze doelgroepsegmentatie vormt de basis voor de trainingen die Stem heeft ontwikkeld.”

In deze paar zinnetjes gaat al heel veel fout. Er worden een paar veronderstellingen gemaakt die op z’n minst discutabel zijn, en op zijn ergst schadelijk zijn voor de palliatieve zorgpraktijk.

De doelstelling van het onderzoek van Motivaction – en ik quote uit het ‘Eindrapport Sterven op je eigen manier; diversiteit in wensen en behoeften, 2008’ van Frances van Berkel en Sander Metaal – was ‘het verschaffen van inzicht in de verschillende houdingen van Nederlanders t.a.v. zorg in de laatste levensfase en de manier waarop zij willen sterven.’ Daartoe deed het marketingbureau een representatieve steekproef onder 1570 Nederlanders. Zij kregen ruim 40 vragen/stellingen voorgelegd over die laatste levensfase. Op basis van hun antwoorden kwam Motivaction met de genoemde doelgroepsegmentatie. De conclusie van dit marketingbureau zal niemand verbazen: ‘Burgers verschillen in de manier waarop men kijkt naar en omgaat met de laatste levensfase’. Deze conclusie staat ook allerminst ter discussie.

Klakkeloos

Wat STEM vervolgens heeft gedaan, is absoluut not done in onderzoeksland. STEM vertaalde de gedachten en meningen van die 1570 gezonde (!) Nederlanders naar de houding van ongeneeslijk zieken en stervenden, en baseerde daar vervolgens diverse trainingen op. De afstand tussen die gezonde burger en de ongeneeslijk zieke patiënt is echter te groot om die segmentatie zomaar klakkeloos over te kunnen nemen. Het is net zoiets als aan 18-jarige meisjes vragen wat hun favoriete drankjes zijn, en vervolgens die resultaten – op 1: bier, op 2: shotjes, op 3: witte wijn – ook van toepassing verklaren op 65-jarige mannen, want ach, zowel 18-jarige meisjes als 65-jarige mannen zijn allebei mens, dus dat mag. Hierbij voelt iedereen op zijn klompen aan dat dat niet juist is, maar STEM komt er al tien jaar mee weg.

Het kopiëren van de gedachten van die ‘burgers’ naar ‘ongeneeslijk zieken’ ontkent het gegeven dat die burgers ándere burgers worden als zij daadwerkelijk met het eigen sterven te maken krijgen. Ze kijken op zo’n moment anders naar de waarden in het leven, net zoals je ook – al ouder wordend – anders kijkt naar vakanties, verjaardagen, tijd- en geldbestedingen, wat belangrijk in het leven is, et cetera. Dat gebeurt óók in die weken, maanden of jaren dat er sprake is van een palliatief ziektetraject: grenzen verschuiven nou eenmaal. Dat is eerder een regel dan een uitzondering. Vergelijk het met de ‘response shift’ die voortdurend gezien wordt in het onderzoek naar de ervaren kwaliteit van leven van mensen in het palliatieve ziektetraject.

Onduidelijk

Dat deze doorvertaling van de houding van burgers naar ongeneeslijk zieken niet deugt, wordt al nadrukkelijk gemeld in het voornoemde eindrapport van het Motivaction-onderzoek. Het rapport is expliciet over de vraag wat de onderzochte burgers onder de laatste levensfase verstaan: ‘De laatste levensfase is (voor hen) een onduidelijk en breed begrip dat niet direct geassocieerd wordt met dood gaan of terminaal ziek zijn. Deze fase wordt gezien als de fase waarin je niet meer werkt en ‘op leeftijd bent’ met positieve en negatieve kanten.’
Niet zo vreemd natuurlijk, als je weet dat 29% van de 1570 ondervraagden tussen de 15-35 jaar oud is. Bij hen duurt het sterven gemiddeld nog zo’n 70-50 jaar: het eigen sterven, al dan niet op de Eigen Manier, is voor hen een ontzettende ‘ver-van-hun-bed-show’, waarover op dat moment weinig zinnigs te zeggen is. Lees er de construal level theory maar op na.
Overigens wordt dit cruciale punt nog eens herhaald in een bijlage bij het rapport, getiteld ‘Kwalitatief onderzoek: sterven op je eigen manier’: ‘De laatste levensfase wordt niet direct geassocieerd met (terminaal) ziek zijn of een vervelende fase in het leven.’ Maar waarmee dan wel? ‘Bij de ‘laatste levensfase’ hebben alle groepen associaties met het laatste deel van het leven, vanaf ongeveer van 65 jaar tot overlijden.’ Met andere woorden: bij het geven van de antwoorden op de onderzoeksvragen hadden de onderzochte 1570 burgers niet hun eigen sterven in gedachten, maar ‘het laatste deel van het leven’. Des te vreemder dat hun uitspraken nu gebruikt worden als uitspraken die relevant zijn voor de omgang met ongeneeslijk zieken en stervenden.

Simplificatie

Twee trainers die veelvuldig de STEM-trainingen geven (Bert Buizert en Jacqueline Tijhaar), heb ik tijdens lezingen en/of interviews horen zeggen dat de sterfstijlen een simplificatie van de werkelijkheid zijn. Dat is natuurlijk altijd het geval als je individuen in groepen classificeert. Maar de verdraaiing van de werkelijkheid gaat bij STEM veel verder. De verdraaiing kan zelfs schadelijk zijn voor de palliatieve zorgpraktijk.

Schadelijk? Ja, schadelijk. Deze wetenschappelijk totaal ongefundeerde sterfstijlen worden in trainingen als spiegel gebruikt om deelnemers iets te leren over de eigen communicatie met ongeneeslijk zieken en stervenden. Deze ongeneeslijk zieken en stervenden worden allereerst in een bepaald hokje geplaatst. Het staat buiten kijf dat een zeer groot deel van de deelnemers (zeker de deelnemers die korte cursussen of workshops volgen, en ook de deelnemers die qua abstract denken enige beperkingen kennen) uiteindelijk alleen die hokjes onthouden. In Antenne, het orgaan van Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg Nederland, werd aandacht besteed aan een groep vrijwilligers die een STEM-training had gevolgd. Een typerende uitspraak van een deelnemer was: ‘Met die proactieven heb ik niet zo’n klik.’ Die doelgroepsegmentatie roept dus vooral hokjesdenken op. Zorgverleners die de STEM-training hebben gedaan lopen het risico drukker bezig te zijn met de vraag of ze met een onbevangene of een rationele te maken hebben, dan met het kijken naar de mens die voor hen zit. De simplificatie van de werkelijkheid maakt al met al meer kapot dan – ook de Stichting STEM – lief is.

We treffen hier overigens een interessante parallel aan met het werk van Elisabeth Kübler-Ross. Iedereen linkt haar naam aan het ‘rouwfasenmodel’, het model dat beschrijft door welke vijf fasen rouwenden gaan nadat ze een dierbare zijn verloren. Echter: Kübler-Ross heeft nimmer onderzoek gedaan onder rouwenden. Ze deed onderzoek naar reactiepatronen van stervenden, en vervolgens werden die vertaald naar reactiepatronen van rouwenden. Die reactiepatronen zijn nimmer wetenschappelijk bewezen, maar ‘de massa’ gaat er vanuit dat ze kloppen. Met alle kwalijke gevolgen van dien: mensen die denken dat ze ‘verkeerd’ rouwen, en zorgprofessionals die er vanuit gaan dat er ‘een goede manier’ van rouwen is. Een soortgelijk gevaar roepen die sterfstijlen van STEM op.

Dwaling

Afgelopen jaren zijn duizenden verzorgenden, verpleegkundigen en vrijwilligers palliatieve terminale zorg op deze STEM-wijze voorgelicht en getraind. Honderdduizenden euro’s belastinggeld is er via het ministerie van VWS en ZonMw naar Stichting STEM gesluisd voor het verspreiden van wetenschappelijk ongefundeerde kennis. Wat VWS en/of ZonMw hiermee doen, is aan hen.

Persoonlijk vind ik de vraag veel interessanter hoe de palliatieve zorgwereld hiermee verder moet. Waarom zijn al die instellingen, organisaties en Netwerken Palliatieve Zorg zo enthousiast geweest over die sterfstijlen? Waarom hebben managers, coördinatoren, beleidsmakers en afdelingshoofden het concept sterfstijlen massaal omarmd?

Het antwoord kon wel eens heel pijnlijk zijn. Omdat ze allemaal in het diepst van hun hart erg veel behoefte hebben aan overzichtelijkheid, controle en duidelijkheid op en rond het sterfbed. En de sterfstijlen van STEM bieden die overzichtelijkheid, controle en duidelijkheid.

Ik denk dat alle organisaties die STEM hebben ingeschakeld zichzelf in de spiegel mogen kijken. En zich mogen afvragen hoe ze deze dwaling kunnen rechtzetten.

N.B.
Een training van STEM bestaat uit diverse onderdelen. Sommige onderdelen – waaronder het uitdragen van de bewustwording dat mensen zich op verschillende manieren verhouden tot hun levenseinde – zijn zeer waardevol. Die onderdelen behouden hun waarde. Echter: de overdracht van die kennis is ook zonder een strakke classificatie met ‘sterfstijlen’ te bereiken.

4 gedachten over “Tien jaar sterfstijlen, tien jaar schadelijke simplificatie: wat nu?”

  1. Zoals vaak lijkt enige nuancering op zijn plaats. Want is de schade van dit soort trainingen onderzocht ? Die publicatie is dan aan mijn aandacht ontschoten. Ik heb nooit een bijeenkomst gevolgd , wel het concept gelezen. Zoals ik vele concepten waarbij mensen worden gecategoriseerd lees. En zoals altijd leert het me wat en weet ik ook dat mensen zich niet aan hokjes houden. Zoals ook tumor cellen zich niet aan het hokje houden waar ze zijn ingedeeld . ( en hoeveel complexer is de hele mens en zijn omgeving )Dus ik pleit vooral voor enige mildheid en ook respect voor al die mensen die anderen nabij staan en dat zo goed mogelijk proberen te doen. Bewust worden van verschillen in reactie tussen mensen in sterven, net zo als het bewustworden van verschillende fases van rouw ( kubler Ross’ ) kan zinvol zijn. En het is nooit zwart wit en dat weten mensen die dagelijks aan het bed van stervenden staan heel goed. Het lijkt mij zinvoller om verder onderzoek te verrichten naar de invloed van cursussen en denkbeelden. Mij maakt het in iedergeval heel nieuwsgierig . Sterven is net als geboren worden iets heel intiems daar passen zachtere woorden bij.

    Beantwoorden
  2. Beste Rob,

    Las jouw bovenstaande stuk. Dit is onze reactie.

    We bewegen ons beiden in hetzelfde palliatieve landschap. Beiden zijn we van belang. Jij door mensen te informeren, handvatten te bieden en ook door heel kritisch, confronterend én opbouwend te zijn. Wij met onze STEM-trainers door bijna elke dag met zorgverleners te zoeken naar antwoorden op de vraag hoe zij in contact kunnen zijn met mensen die in de laatste fase van hun leven zitten.

    In het volgens mij door jou geredigeerde artikel in Pallium oktober 2011 schreef ik al:

    Bij de sterfstijlen is een belangrijke kanttekening te plaatsen:

    • Elke rubricering doet onrecht aan het unieke van mens-zijn. We zijn niet uitsluitend óf dit óf dat.

    Maar deze rubricering in sterfstijlen is ook heel veel wél.

    En als je zo’n 65.000 mensen in training of lezingen hebt gehad, bestaat de kans dat er soms mensen zijn die minder wenselijke conclusies trekken. Een zeer hoog percentage mensen is echter heel blij met onze trainingen, en is prima in staat onze genuanceerde boodschap in hun dagelijkse praktijk te vertalen. Oneindig veel keer hebben mensen na afloop van trainingen gezegd: “Oh had ik dit maar eerder geweten”; “Ik kan nu veel beter het contact met bepaalde mensen aangaan”; “Het helpt mij echt in mijn dagelijkse praktijk.”; “Ik heb er nu zelf voor het eerst thuis over gesproken”; “Ik zie nu welke rol ik zelf speel in het contact.”, etc.

    Inmiddels hebben we veel geleerd en heeft het team van trainers zich doorontwikkeld, de sterfstijlen sec zijn voor ons wat meer naar de achtergrond; het ‘hoe’ je contact maakt, is veel meer op de voorgrond gaan staan. Dat ‘hoe’ is het onderwerp waar we ‘goed’ in zijn en waar we voor worden gevraagd. Dát geeft ons een unieke plek in het palliatieve landschap. Daar waar we overigens, als een van de weinigen, al jarenlang zonder enige subsidiëring draaien. Zijn we best een beetje trots op.

    We staan ons beide voor op goede communicatie. Daarmee komt de volgende vraag boven: ‘hoe’ maken we nu contact met iemand die op de dag vóór onze ‘verjaardagsfeest’ zo’n vernietigende tekst zonder wederhoor de wereld in stuurt? Zouden we dat contact eigenlijk wel moeten willen? Wat zou het betekenen? Wat wil de ander eigenlijk? Wat denk je, Rob?

    Groet, mede namens Nanda, Bo, Jacqueline, Aart, Caroline

    Bert Buizert
    Directeur Stichting STEM

    Beantwoorden
    • Dank voor je reactie Bert. Jammer dat je niet hebt opgepikt dat mijn blog over de sterfstijlen gaat, en niet over de Stichting STEM. Ik heb uiteraard niets tegen de Stichting of tegen de trainers. Jammer ook, dat je niet ingaat op de kernpunten in het stuk: de onderbouwing van de sterfstijlen is flinterdun, zo niet afwezig, en de vraag is nu hoe die dwaling rechtgezet kan/moet worden. Jammer – ten derde – dat je een paar essentiële journalistieke regels niet kent: mijn stuk is een blog (of: column), en daarvoor is hoor en wederhoor allerminst noodzakelijk. Dat die blog rondom de tiende verjaardag van Stichting STEM verscheen heet ‘agendajournalistiek’, google er maar op. En: dat ik ooit een Pallium-tekst van jou uit 2011 heb geredigeerd, zegt niets over mijn inhoudelijke oordeel over de tekst. In redigeerwerk oordeel ik over de vorm.

      Dan nu over de verdere inhoud van jouw reactie. Ik ben blij dat je zelf het punt van de financiën aansnijdt. Want dat is natuurlijk een gevoelig punt rondom de Stichting en jou. In het recente boek Dood doet leven schreef de auteur over jou: ‘Subsidiefabriek ZonMw vond zijn initiatief zo waardevol dat hij een forse startsubsidie kreeg en als Goed Voorbeeld werd opgenomen in het verbeterprogramma Palliatieve Zorg.’ (…) Sinds 2009 publiceerde Bert Buizert één jaarverslag ‘met de onnavolgbare verantwoording: ‘In 2016 heeft de Stichting zich op een soortgelijke wijze ontwikkeld als in voorgaande jaren.’ Meer komt de lezer niet te weten.’ En een bladzijde verder suggereert hij dat het bestaan van de Stichting STEM ‘een wel heel doorzichtige manier is om de initiatiefnemer van een inkomen te voorzien.’ Ik oordeel hier verder niet over, maar punt is wel dat – zeker nu jij zo nadrukkelijk stelt dat je geen subsidie krijgt – de financiële kant van STEM behoorlijk onduidelijk, zo niet schimmig is. Of wil je werkelijk beweren dat niets van het geld voor die 9 implementatieprojecten die in het kader van dat Goede Voorbeeld door ZonMw zijn gefinanicierd naar Stichting STEM zijn gegaan? Okee, dat noem je geen subsidie, maar hoe noem je dat dan wel? Het lijkt me hoe dan ook inkomen voor de Stichting. Terecht hoor, maar je moet dan niet doen alsof het een prestatie is om geen subsidie te krijgen. Dat krijg ik ook niet. Uit de eindevaluatie van het Goede Voorbeelden-programma van ZonMw blijkt overigens dat er tussen 2012 en 2015 3,6 miljoen euro aan 77 projecten is uitgegeven. 9 van die 77 projecten gingen over STEM: een paar ton moet er dan toch zeker naar jou toe zijn gerold in die jaren, niet? Laat ik volstaan met de vaststelling dat je in het kader van transparantie nog wel wat in te halen hebt met je Stichting.

      Je schrijft dat je vanuit de Stichting 65.000 mensen hebt getraind. En dat ze blij waren met je training. Hoe blij ook, dat zegt niets over de waarde of geldigheid van het door de Stichting uitgevente sterfstijlenmodel. Dat je dit argument aanhaalt om ‘het goede’ van de sterfstijlen (of van jullie training) te bepleiten noemen ze een drogargument.

      In mijn artikel ben ik nog enigszins op de oppervlakte gebleven, qua kritiek op het sterfstijlenmodel. Er zouden ook nog wat aardige details te noemen zijn geweest. Bij voorbeeld dat de twee meest ver van elkaar af gelegen groepen (in de visuele weergave van het model: de proactieven en de vertrouwenden) overeenkomstige groepen burgers bevat (in het Motivaction-rapport noemen ze dat de postmaterialisten). Bij voorbeeld dat het rapport stelt dat burgers door een bepaalde levenservaring of -gebeurtenis makkelijk kunnen switchen van groep. M.a.w.: als Piet vandaag een proactieve is, kan hij morgen een vertrouwende zijn en overmorgen een sociale. Ik heb nooit iets gelezen in jullie documentatie over het bestaan van die dynamiek, terwijl dat bestaan precies bewijst wat ik in mijn blog heb geschreven: dat sterfstijlenmodel is gebaseerd op drijfzand.

      Met je toon lijk je ook mijn fatsoensnorm te bekritiseren. Alsof ik iets met mijn blog heb gedaan wat ‘onder vrienden’ not done is. Hier gaat er, denk ik, iets mis in je gedachten over mijn rol. Ik ben journalist, en journalisten schrijven stellen (kritische) vragen. Het is vervolgens aan de bekritiseerde om zich daartoe te verhouden. Dat ‘de palliatieve wereld’ daar niet bepaald goed in is, heb ik eerder al gememoreerd in de blog over de palliatieve sekte. Ik kan ‘m je van harte aanraden, zie puntje twee in deze tekst: https://www.robbruntink.nl/2018/06/08/over-de-palliatieve-sekte/

      Met vriendelijke groeten,
      Rob

      Beantwoorden
  3. Ik zie in deze analyse een vergelijk met de ‘leerstijlen’ discussie die al jarenlang speelt in het onderwijs. Qua kwaliteit van onderzoek (laag) trainingen (veel) en interpretatie van deelnemers en de moeizame vertaling naar de praktijk.
    Wat goed dit je dit aankaart, wat bizar dat dit zo persoonlijk teruggekaatst wordt…

    Groet
    Tanja van Kempen
    Onderwijskundige

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.